Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch ik zeg, [om] het geweten, niet van uzelven, maar [59]des anderen; want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van een ander geweten? 59. Namelijk die u zulks vermaant, en daardoor aanstoot lijdt, om de reden tevoren verhaald. 60. Dat is, waarom zal ik met het ergerlijk gebruik van vrijheid oorzaak geven, dat eens anders conscientie mijn doen veroordele of het lastere. Of, dewijl ik weet uit Gods Woord, dat mij dit nu vrijstaat, waarom zal ik het oordeel van mijne conscientie het oordeel van eens anders conscientie, die nog zwak is, onderwerpen, of mij van zulke laten lasteren; het is mij genoeg, dat ik het eten van zulke spijs voor dien tijd om hunnentwil nalaat, en evenwel in mijn gemoed de vrijheid behoud om op een anderen tijd zonder aanstoot zulks te doen en God daarvoor te danken.